Huidskleur

De huid produceert 2 soorten pigment: het bruin-zwarte eumelanine en het rood-gele phaeomelanine. Onze huidskleur wordt voornamelijk bepaald door de verhouding tussen deze twee soorten.
Elke huidskleur, van blank tot donker, heeft evenveel melanocyten. Alleen de productie en kwaliteit van melanine of pigment verschillen. Hoe meer melanine, hoe donkerder de huid is. Melanine beschermt de huid tegen schadelijke UV-stralen.
De melanocyten (pigmentcellen), deze zijn sterk vertakt, bevatten melanosomen en deze zorgen voor de productie van melanine.
De donkere huid bevat veel melanosomen in de keratinocyten die met veel melanine beladen zijn.

De huidskleur wordt genetisch bepaald.

Niet alleen de kleur van de huid is verschillend, maar een gepigmenteerde huid heeft ook andere eigenschappen dan een blekere huid:

• De huidpermeabiliteit voor bepaalde stoffen is groter voor de Aziatische en de Kaukasische huid dan voor de donkere huid.
• De donkere huid zal bij een zelfde zonneblootstelling minder vitamine D produceren
• De donkere huid bevat minder ceramide, bijgevolg is er meer trans epidermaal waterverlies: de donkere huid is dus droger.
  Deze uitdroging van de huid kan ook het pigmentatiepatroon verstoren waardoor er asgrauwe verkleuring ontstaan. Hydrateren is dus de boodschap.
  Maar ook na een ontsteking blijven heel dikwijls pigmentvlekken achter bij gekleurde rassen.
• De donkere huid bevat meer melanine, is dus beter beschermd tegen UV-stralen en heeft dus minder risico op huidkanker.